Curaçao, het stageparadijs
(Document)
In mijn stagetijd heb ik mezelf continu verwonderd over de meeste stagiaires. Zon, zee en zuipen, daarvoor kwamen zij naar het eiland. Hun stage leek een vervelende bijkomstigheid voor ze. Na maanden van observeren en -vooruit- ook deelnemen, maar in een veel en veel mindere mate, heb ik nog enkele mensen geïnterviewd. Zie hier het eindresultaat.
Witte stranden, palmbomen, temperaturen rond de 30 graden, veel zon en een heldere felblauwe zee. Elk bedrijf heeft wel een stageplaats. Of je nou een horecaopleiding volgt, rechten studeert of dierentemmer wilt worden, op Curaçao vind je wel een stageplek. Dit maakt dushi Korsou een paradijs voor de gemiddeld 1200 stagiaires die hier elk jaar komen. Een heus stageparadijs. Het is immers altijd wel ergens happy hour.
Elk ´happy hour´ gaat eigenlijk hetzelfde, in welke kroeg, club, strandtent of discotheek je ook staat. De mensen druppelen binnen, snellen naar de bar en gaan dan terug naar hun hoekje met een Amstel Bright, wodka-jus of welk mixdrankje dan ook. Het midden van de dansvloer wordt vermeden. De stagewereld op Curaçao is een kleine wereld. Je valt op als je te maf danst en dan wordt er over je geroddeld.
Tot het tweede of derde drankje natuurlijk. Een happy hour op dit tropische eiland kan ook gemakkelijk een uur of twee, soms drie duren. Je valt op als je te maf danst, maar je valt net zo hard op als je eigenlijk nooit ‘scoort’. Als je dus nooit een meisje of een jongen aan de haak slaat. De afsluiter van de avond is dan ook regelmatig de jacht. De vele drankjes, en misschien wel de noodzaak om nog een lift naar huis te krijgen, zorgen ervoor dat veel stagiaires de drang om ‘te scoren’ duidelijk voelen.
De volgende ochtend is het dan de sport om op stage te komen en om daar te verbergen dat je brak bent. “Zo gaat het meestal”, moet Jeroen* bekennen. “Niet alleen op de vrijdagen. Het is echt elke avond feest. Huisgenoten of andere stagiaires hoor ik nooit over hun stage. Behalve als die niet bevalt, dan hoor je het continu. We krijgen via Wereldstage een bedrijf toegewezen. Bevalt die niet, dan moet je hemel en aarde bewegen voor ze daar iets aan gaan doen. Daar hoor je ook veel mensen over zeuren. Zo gaat het eigenlijk ook als er iets stuk is in huis. Huisvestiging komt echt niet meteen langs.”
Het stagebureau
Maarten de Jong, van Wereldstage gaat hier tegenin. “We nemen ze aan het handje mee naar het eiland.” De Jong is de directeur van Wereldstage, het stagebemiddelingsbureau met de meeste stagiaires op het eiland. “We regelen een verblijfplaats, een stageplek, het vliegticket en zelfs dat de stagiaires elkaar al ontmoeten voor ze gezamenlijk naar het eiland vliegen.” Op het vliegveld worden de jonge Hollanders opgehaald en daarna worden ze netjes thuis afgezet. Op hun eerste werkdag hoeven ze zelfs niet alleen naar hun stageplek toe, ook daar worden ze heen gereden. Vanaf dat moment moet je als stagiaire laten zien dat je ook zelfstandig kan zijn. “Al zijn ze jong, al wonen de meeste jongelui nu voor het eerst op zichzelf”, zo gaat De Jong verder. “Eenmaal op het eiland zijn wij alleen nog voor de ondersteuning, dat vertellen we ook vaak. Is er iets op stage, praat daar eerst zelf over. Is er een lamp in huis stuk, probeer die eerst zelf te vervangen. Je bent al met al toch oud genoeg om deze kant op te komen?”
Veiligheid
De jonge Nederlanders worden door Wereldstage via de mail en in de nieuwsbrieven gewaarschuwd voor hun veiligheid.“Loop ’s nachts niet alleen over straat! Doe de poort op slot! Ga niet met heel veel geld over straat! Kruip niet met je zatte hoofd achter het stuur! Houd het huis schoon, anders krijg je kakkerlakken! Stap niet bij vreemden in een auto!” Elke periode beginnen de jonge Nederlanders weer vol goede moed. Twee keer per jaar komt er een grote groep nieuwelingen op het eiland. In januari en in augustus. Na een maand of twee zijn de stagiaires slordig geworden: doen de deuren niet op slot, lopen ’s nachts alleen over straat. Na een maand of twee komen de berichten over overvallen en berovingen. Standaard de laatste jaren, zo bevestigt De Jong.
“Is het eiland veilig?” Dokter Harry Jansen herhaalt de vraag terwijl hij erover denkt. “Ja”, concludeert hij uiteindelijk. “Ja, het is veilig.” Dokter Jansen is de dokter die vanuit Wereldstage wordt aangeraden. Bij hem komen dus de meeste stagiaires langs. “Je ziet veel jonge, Nederlandse mensen continu met een telefoon en een camera. Ze zijn vaak met veel bij elkaar en zijn minder weerbaar dan een volwassene. Ze zijn gewoon een gemakkelijk doelwit: je krijgt gemakkelijk veel waardevolle spullen in korte tijd. Maar overvallen zijn overal ter wereld.” Als je zo kijkt naar de handelingen van de stagiaires, dan lijken ze zich niet bewust van waar ze zijn. Ze wonen nu op een eiland tegen Zuid-Amerika en niet in een Nederland in de tropen. Natuurlijk zijn er ook in Nederland overvallen, maar Curaçao is toch even wat anders. Het is hier een kleine gemeenschap met grote tegenstellingen tussen arm en rijk. De toch wat rijkere stagiaires wonen niet op beveiligde parken, worden slordig, en ja echt: ze zijn vaak dronken.
De verhalen van stagiaires over hun dronken acties zijn niet meer bij te houden. Stagiaires lijken soms niet te weten dat het stom is om ’s nachts alleen over straat te gaan. Ze weten dondersgoed dat er eigenlijk nooit alcoholcontroles zijn. Een voorbeeld is de net negentien jarige Tim*. Met auto’s is Tim niet zo handig: van losse bumpers tot berichten op Facebook als: “Ik heb net mijn autoverhuurder moeten uitleggen waarom mijn auto met deuken, een wielklem, een proces verbaal, zonder accu en zonder sleutels op de stoep van een straat stond waar ik niet eens woon. Hij heeft het er moeilijk mee.” Een ander hoogtepunt, zo gaf hij zelf toe, is niet veel later: “Gisteren met mijn auto over mijn eigen grote teen gereden. Vraag me niet hoe.”
De dokter kan daar kort over zijn: “Ja, velen rijden toch met een behoorlijke slok op. Ik zie de stagiaires niet op de avond zelf, maar ik zie er wel weer veel die op controle komen of bij wie de hechtingen eruit gehaald moeten worden. Verder zie ik ook aardig wat soa’s en andere overdraagbare ziektes als vervelende hoestjes.” Gevolgen van heftigere middelen ziet hij niet snel, maar het is geen nieuws dat je op Curaçao wel erg gemakkelijk aan cocaïne kan komen. Als je maar weet waar je moet zijn en dat blijkt heel gemakkelijk. “Tien gulden voor een zakje”, zo verzekert Rick* mij. “Niets dan goed spul.”
Hoe denken de Curaçaoënaars erover?
Zijn die lawaaierige, mogelijke baneninpikkende stagiaires dan alleen maar naar en vervelend? Niet voor de economie van dushi Korsou. Ze huren een kamer, vaak nog een auto of een scooter, nemen nog eens een duikcursus, gaan met dolfijnen zwemmen, huren nog eens een boot en ze gaan nog eens uit eten. Papa en mama betalen toch vaak. Over papa en mama gesproken: gemiddeld haalt elke stagiaire drie mensen naar het eiland. Zij moeten ook ergens slapen en ergens eten. Plus: de stagiaire kent het eiland en laat natuurlijk alle mooie plekjes zien. Een betere gids kan je niet hebben. Een betere, wandelende reclame kan je niet hebben. Iedereen post natuurlijk alleen maar mooie foto’s op Facebook. Duizenden foto’s per jaar, hoeveel mooier kan gratis reclame zijn?
Curaçao heeft misschien een haat-liefdeverhouding met die zuipende stagiaires. Andersom niets dan liefde. Misschien klikt het op stage niet zo of is die ene huisgenoot niet leuk, maar dat nemen ze het eiland niet kwalijk. Zij verlaten Curaçao in tranen, plechtig zwerend dat ze ooit en heel snel terug zullen komen.
*Alle namen van stagiaires zijn uit privacyoverwegingen veranderd.